Het verschijnen van de wetenschap werd voorafgegaan door een enorme periode van menselijke vorming. Het optreden en de ontwikkeling van zijn sociale en arbeidsactiviteit, de uitbreiding en de versterking van zijn sociale relaties bepaalden de verbetering van de cognitieve activiteit van de man. Productie en gebruik van gereedschap vereist kennis van verschillende eigenschappen van mineralen, hout, later - metaal. De jacht op dieren en hun domesticatie vereiste het leren van de plaatsen waar ze leefden, de structuur van hun lichaam, hun gewoontes en kenmerken van het leven. In de vroege stadia van de menselijke ontwikkeling was zijn kennis van de werkelijkheid nog klein. Ze konden volledig in zijn geheugen worden bewaard, mondeling van de ene generatie op de andere worden overgedragen. In het proces van verdere ontwikkeling van de samenleving, in samenhang met de toenemende sociale arbeidsverdeling, breidt de sociale praktijk zich uit en wordt deze steeds ingewikkelder. De kennis van mensen is zo verrijkt dat het geheugen van een individu niet meer in staat is om het vast te leggen en te bewaren. Het begin van de wetenschappelijke kennis heeft zich geleidelijk maar gestaag ontwikkeld. Binnen de grenzen van de nog niet verbrokkelde totaliteit van de kennis over de werkelijkheid was er een geleidelijk proces van accumulatie van kennis op verschillende gebieden.