Italië, vijfde eeuw: Ondanks een benauwde overwinning in de verschrikkelijke veldslag met de Hunnen, brokkelt het ooit zo glorieuze West-Romeinse rijk verder af. Na plunderingen door Goten en Vandalen valt in 476 definitief het doek voor het trotse Rome.
De komende eeuwen zal Italië ten prooi vallen aan opeenvolgende indringers en bezetters: Herulen, Goten, Longobarden en Franken, met tussendoor een verblijf onder de vleugels van het Oostelijke rijk. Sicilië wordt Arabisch en na een periode van totale anarchie gaan in de tiende eeuw Duitse keizers zich met het land bemoeien.
Tussen de bedrijven door ontwikkelt de Kerk zich als machtsinstituut. Pausen vechten tegen keizers, koningen, de Kerk in het Oosten, clans in Rome en ketters. Inzet: het hoogste gezag op geestelijk gebied, ondergeschiktheid van de wereldlijke autoriteit en verwerving van eigen wereldlijke macht. Italië is een groot strijdtoneel van elkaar bevechtende partijen. Ze eisen allemaal de erfenis van het oude Rome op.
Pas rond het eerste millennium dient zich een nieuwe fase aan. De samenleving ontwaakt uit zijn lethargie. Steden beginnen aan een wedergeboorte, op weg naar zelfbeschikking, roem en welvaart.